maandag 19 december 2011

Heldendaad in de Kinkerstraat



Mijn broer en ik hebben een boek geschreven over heldhaftige helden en heldendaden. Het is een mooi boek geworden. We komen er zelf ook in voor, als honden-uit-het-water-redders. Wat niet in het boek staat, is dat ik ook wel eens een schoolgenoot van een smeltende ijsschots heb geholpen en mijn dochter net op tijd van een val in een diepe gracht heb weten te behoeden. Het zijn goede daden waar ik trots op ben, maar zijn ze echt heldhaftig? Nee. Ik vind van niet.
In ons boek breken we een lans voor echte heldendaden, voor zelfopofferende dapperheid, voor actieve burgerzin. Sinds het schrijven van het boek ben ik zelf ook meer gespitst op de mogelijkheden die me geboden worden om me van mijn dappere kant te laten zien.

Vandaag was het zover. Het was een donkere, regenachtige koopavond en ik fietste over de Kinkerstraat naar huis. In het vage lamplicht zag ik iemand tegen een winkelpui op de stoep liggen. Een grote man stond half over het lichaam heen gebogen, pakte het vast en sleepte het weg.
Ik dacht nog even aan de oproep 3 tikken uit te delen, maar wist niet zo snel welke. 123? 112? 114? Intern maakte ik een wegwerpgebaar. 3 Tikken! Wat een suffe oproep.
Dit was mijn kans, mijn heldhaftige moment! Ik remde, riep: “hé, jij daar, laat dat!’ en sprong van mijn fiets af. Ik rende op de grote vent en het slachtoffer af, bereid mijn eigenbelang op te offeren. Maar voor wie? "Voor wat?" bleek de betere vraag. Ik was bereid mijn eigenbelang op te offeren voor een omgevallen, verregende etalagepop.
De winkelier ging onverstoord verder met sjouwen.

maandag 14 november 2011

een kistje voor alzheimer

Ik zag vandaag de documentaire van Terry Pratchett over de zelfgekozen dood van ernstig zieke mensen (Terry Pratchett: "Choose to die"). Het was uiterst indrukwekkend, niet in het minst omdat je in de documentaire een man ziet sterven die sprekend lijkt op de vader van mijn beste jeugdvriend.

Terry Pratchett heeft alzheimer, en vreest het moment dat hij niet meer bij machte is te doen wat hij het liefste doet, en vreest ook dat hij misschien niet in staat is het juiste moment te kiezen om er dan nog iets aan te doen.

Ik heb geen alzheimer. Ik heb ook geen speciale reden om nu voor alzheimer te vrezen. Mijn ouders stierven met andere kwalen. Eén van mijn grootouders werd op 85 jarige leeftijd dement. Zo oud ben ik nog lang niet. Twee van mijn grootouders stierven een onnatuurlijke dood omdat anderen hun leven onwaardig achtten. En één grootouder stierf een natuurlijke dood op hoge leeftijd, maar in bezit van de meeste van zijn geestelijke kwaliteiten.

Toch denk ik de laatste tijd vaker aan deze kwaal. Ik vrees voor mezelf en anderen het verlies van geheugen en andere vermogens. Ik begrijp dat het korte termijn geheugen als eerste verdwijnt. Ik verzin er een dom mopje bij.

Vraagt de dove:  “sorry, wat zei je?”

Vraagt de alzheimer patiënt: “sorry, wat vroeg je?”

Daarna zal het lange termijn geheugen gaan verwarren en vervagen.

Voor het schrijven van deze stukjes graaf ik steeds in mijn geheugen. Daarnet, vanmorgen, gisteren, vorig jaar, jaren geleden en verder daarvoor ligt de bron van een deel van wat ik schrijf. Ik zoek de gebeurtenissen af met woorden en beelden en geuren en stuit al associërend op iets beschrijfbaars.  Stel dat die methode straks niet meer werkt. Wat dan?

En zo kom ik op wat ik de laatste tijd doe. Ik zoek objecten met een sterke symbolische betekenis voor gebeurtenissen, periodes, activiteiten, mensen uit mijn leven. Nu bedenk ik nog wat die objecten zijn, maar straks wil ik ze ook feitelijk bijeen garen om ze in een grote doos te doen: mijn externe associatieve geheugen.

Later zal ik er misschien gebruik van moeten maken, en zal ik dankbaar zijn voor die aardige meneer die die kist voor me gevuld heeft.

“Hoe heette die meneer? Aby? Nooit van gehoord.”

zaterdag 5 november 2011

Negatief gewicht



Mijn huisarts was van mening dat er meer dan genoeg was van mijn goddelijke lichaam, en dat het tijd was voor een dieet. Vooruit dan maar. Meer volkorenbrood, volkorenpasta, ongeslepen rijst, en aanzienlijk minder snoep en koek en taart. Het is even wennen. Ik betrap me bij de dagelijkse boodschappen op langdurige blikken op kleine lettertjes over calorieën en suikers en vetten. Zo doe ik kennis op over zaken die voorheen volledig aan me voorbij gingen.
Naast diëten onderneem ik ook ander pogingen om mijn gewicht omlaag te krijgen. Zo ben ik naar de kapper gegaan, peuter ik neus en oor, en houd ik mijn nagels schoon en kort. Alles zet zoden aan de dijk.
Ik doe ook wat onderzoek. Zo weet ik nu dat een volwassene per dag makkelijk 1 kilo urineert en dat een rondje seks wellicht calorieën verbrand maar dat een ejaculatie nauwelijks gewicht in de schaal legt (variërend van minder dan een gram tot enkele grammen).
Ter ondersteuning van het dieet heb ik ook een nieuwe weegschaal, een hypernauwkeurige digitale met geheugens voor van alles wat ik niet en wel wil weten.

Vanmorgen stond ik op de schaal en zag het resultaat. 84,6 kilo, ruim 4 minder dan een half jaar terug. Direct erna moest ik naar het toilet. Hier zag ik toch de kans om iets te meten dat ik als klein kind al wilde weten, maar waar ik mijn handen en weegschaal nooit aan vuil mocht maken. Hoeveel weegt poep? Direct na het toiletbezoek stond ik weer op de weegschaal. 84,7 kilo. Ik woog opeens een hele ons meer.
Ik weet het zeker -laat de jongens in Oslo de Nobelprijs maar vast reserveren- hiermee ben ik op het spoor van een grootse ontdekking,  het bestaan van negatief gewicht! Mijn lichaam creëert zelfstandig zwarte gaten.
Of ik leer iets over nauwkeurigheid.

woensdag 12 oktober 2011

Het leuke aan schrijven



Een van de leuke dingen van het schrijversvak is dat ik wel eens op scholen op mag treden. Dan vertel ik over van alles en nog wat, lees ik voor, maak ik verhalen met de kinderen, ontwikkel ik nieuwe figuren, geef ik tekenles (ja, echt waar). En ik mag dan graag vragen beantwoorden.

Bijna altijd wordt ik gevraagd wat er nu zo leuk is aan schrijven. En dát vind ik dan op zich ook leuk. Nog nooit is me gevraagd wat nu niet leuk is aan schrijven. Daar zou ik ook best antwoord op weten. De dagen weken maanden kwartalen dat ik geen idee heb wat ik moet schrijven, bijvoorbeeld. De onzekerheid of ik het nog wel kan. De ergernissen over niet of traag reagerende uitgevers, het soms ridicuul oppervlakkige of taal-onvaardige of smakeloze of achteloze commentaar van redacteuren, de stomme of afwezige recensies, de tegenvallende verkopen, de uitgevers die traag betalen.  Ik kan makkelijk antwoord geven op de vraag wat er niet leuk is. Maar gelukkig zijn de kinderen op de scholen die ik bezoek positief ingesteld. Ze verwachten leuke dingen te horen, ze verwachten geen ellende, schrijven is leuk.

Daarom vragen ze wat er leuk is aan schrijven, en dan antwoord ik waarheidsgetrouw dat alles leuk is aan schrijven. Alles.

donderdag 22 september 2011

EU regulering voor Croissants hard nodig!


Hoe moeilijk is het nu om croissantjes te maken? Je verwarmt je oven voor, trekt een blikje Dannerolles open, en hup, 15 minuten later zijn ze klaar. Goed, het is niet het lekkerste croissantje ter wereld (die komen van en bakker uit Brussel, gelegen aan de Ixeslse steenstraatweg), maar ze zijn niet slecht.
De bakker bij mij om de hoek bakt er niets van.  Te droog. De pseudo-versafdeling van de Albert Heijn doet het nog redelijk. De bakker iets verderop weet niet dat je croissants van bladerdeeg moet maken. In Frankrijk wisselde de kwaliteit per bakker, maar was meestal redelijk. In Italië konden ze het niet laten de croissants te vullen met vieze smurrie of te bedekken met een suikerlaag.
En zo is een reis langs bakkers een ontdekkingstocht met veel teleurstellingen en enkele feestelijke momenten.
Ik ben geen groot voorstander van normalisatieregelingen van de EU, maar op dit gebied zou er toch een standaard gezet mogen worden. Croissants die je bij de bakker koopt mogen niet slechter zijn dan de croissants die je zelf maakt met een blikje Dannerolles. Ze moeten zelfs  beter zijn, ter compensatie van de geur die je mist bij het zelf bakken van die dingen. Of misschien kunnen bakkers die geur bijleveren. In blik, of een spuitbus. Een EU-gereguleerde spuitbus, zonder schadelijke drijfgassen en navulbaar.
Croissantje kopen, even spuiten en kijk, een heerlijke ochtend.

woensdag 31 augustus 2011

Netelig geweten



We gingen bramen plukken. Eigenlijk waren we een week te laat. Vogels en andere bramenplukkers waren ons voor, de zon had restanten verdroogd, er viel niet veel te halen. Toch hadden we het er maar druk mee. En we hadden uitzicht. Aan de ene kant bomen, aan de andere kant naakte en halfnaakte cruisende mannen.
Bramen plukken is altijd leuk, maar er zijn nadelen aan verbonden. Bramen groeien aan bramenstruiken. Bramenstruiken hebben stekels. En tussen de bramenstruiken groeien brandnetels. Ik heb een absolute bloedhekel aan brandnetels. Ze zijn misschien lekker in de soep, maar als bramenstruikvulling zijn ze vreselijk.

Ik heb altijd al een hekel aan brandnetels gehad, maar  het dieptepunt in mijn relatie met deze planten kwam toen ik 16 of 17 was. Het was Pinksteren en ik ging naar een pinksterkamp, een kampeerbijeenkomst voor leden van sportverenigingen. Het was leuk. Pinksterkamp was altijd leuk. Kamperen, sporten, zingen, fluiten, eten en drinken, wandelen en zo.
Ik liep met een vriendin door het bos, we waren aan het keten. We gooiden nootjes en stokjes en dennenappels, we duwden elkaar, we renden wat.
Ze moest plassen. Ze hurkte neer naast wat struiken. Ik weet niet meer wat ik moest doen. Haar beschermen tegen blikken? Haar vasthouden zodat ze niet in de struiken viel? Haar geen zet geven?
Ik weet ook niet meer wat ik gedaan heb, maar ze belande wel in de brandnetels. Haar armen en benen en voeten en billen, alles brandde. Alles deed pijn. Ze huilde. Hard. En ik kon niets doen dan troostende woorden spreken tegen een meisje met tranen in haar oren.

Ik voelde me schuldig. Ik wás schuldig. Ik ben schuldig.
Ieder keer dat ik bramen pluk en brandnetels zien en voel, denk ik aan haar.
Ik weet niet meer hoe ze heet. Angela? Jacqueline? Danielle?  Monique?
Het is jammer dat mijn geweten een beter geheugen heeft dan ik.

vrijdag 29 juli 2011

Verlopen tijd


Er waren tijden dat ik horloges droeg, heel lang geleden. Ik had ze in soorten en maten, passend bij de mode en de tijdgeest. Totdat ik op en gegeven moment ontdekte dat de tijd geen begeleiding meer was maar een voortdrijver die me continu achter de vodden zat.
Ik deed geen horloges meer om, en miste ze geen moment. Tijd was overal om me heen, als natuurkundig gegeven maar ook zichtbaar, op allerlei apparaten en op openbare klokken, verstopt in tv programma’s en rechtsonder op de computer. Tijd was overal en tegelijkertijd was de tijd nooit hetzelfde. Ieder apparaat gaf op hetzelfde ogenblik een andere tijd aan. Sommige tijdsindicatoren liepen achter de tijd aan, anderen waren hun tijd ver vooruit. En als ik echt wilde weten hoe laat het was, dan duurde het zo lang voordat mijn ogen en hersenen de informatie verwerkt hadden, dat de tijd alweer verstreken was.
Praktisch gezien kon ik er echter best me uit de voeten. Ongeveer op tijd is ook op tijd, en bij sommige culturen zelfs meer dan bij andere. Mijn telefoon gaf de tijd goed genoeg aan.
Tot niet zo lang geleden. Mijn ogen verslechteren en ik kan de klok op mijn telefoon niet meer zo goed zien, of ik mijn bril nu wel of niet goed op heb. Ik ben toe aan een lekker groot horloge. Mijn standpunt is met het verstrijken van de tijd over de houdbaarheidsdatum heengegaan.

vrijdag 8 juli 2011

De maakbaarheid van succes


Ik was op een goedbedoelde bijeenkomst met goedbedoelende mensen. Een mevrouw die het beste met zich zelf en met ons en de wereld voor had hield een praatje over wat ons succesvol in het leven maakt, maatschappelijk succesvol, en over wat succesfactoren zijn. Ik weet het niet meer precies, maar het waren zaken als je eigen zwakte kennen, je angsten confronteren, authentiek zijn, gedisciplineerd zijn en je gevoel volgen.
Een hoopvol verhaal over kracht, dat ons kracht zou moeten geven.

Het hele verhaal irriteerde me. Er is niet zoveel mis met enige discipline, met het volgen van je intuïtie en met al die ander dingen. Maar zonder talent kom je nergens, je talenten heb je niet voor het kiezen (je mag blij zijn als je er überhaupt een paar hebt), en het is maar de vraag of iemand jouw talenten waardeert.

De dag na het praatje hoorde ik van het overlijden van mijn oudtante. Het was een diepdroef overlijdensbericht. Volgens de tekst had ze haar leven lang tevergeefs gewacht op de terugkeer van verwanten en tevergeefs gestreden voor een betere wereld. Haar leven was niet maatschappelijk succesvol. Ze had het talent als een van de weinigen te overleven in een tijd dat vijanden het op haar en haar volksgenoten gemunt hadden. En ze had het talent een betere en rechtvaardiger wereld te zien voor iedereen, terwijl de meesten van die iedereen daar niet op stonden te wachten. En ze kon zich opofferen. Zulke talenten verkopen niet, ze zijn niet sexy. Met al haar authenticiteit en wilskracht en intuïtie kon ze er geen succesvol leven van maken.

Tijdens het praatje van de goedbedoelende dame was ik geïrriteerd over haar verhaal. De dag erop, na het lezen van het overlijdensbericht, vond ik het weerzinwekkend.

woensdag 22 juni 2011

Zure oude man


Het is vandaag weer zo’n dag. Zo’n dag dat niet alles gaat zoals ik het wil, of weinig gaat zoals ik het wil, of niets gaat zoals ik het wil. Zo´n dag dat ik een slecht humeur heb. En ik zag het niet aankomen. Ik stond op, de zon scheen en ik was vrolijk. Maar mij goede humeur verdween op het moment dat ik anderen (mijn vrouw, mijn dochter, mijn pleegkind) zag. Er is niets mis met mijn vrouw. Er is ook niets mis met mijn dochter. En er is niets mis met mijn pleegkind. Ik hou van ze. Ik heb zelf direct of indirect voor ze gekozen. Ik heb geen spijt van mijn keuzes. Maar toch, ik zag ze, ik hoorde ze, ik kreeg te maken met hun invloed op mijn leven en ik kreeg een slecht humeur.
Arme ik.
Arme zij.
Het is nu niet zo dat ik mijn slechte humeur voor me hou. Zoals alles, wil ik ook graag mijn humeur delen. En met wie liever dan met vrouw en kind? En dan ook meteen goed. Niet met een oppervlakkig zinnetje als ‘gôh, ik heb een slecht humeur vandaag’. Nee. Ik wil ze graag laten voelen wat ik voel. Ik wil ze graag laten delen in wat ik heb, meemaak, doorleef.
Ik reageer heftig, bozig en onhebbelijk op alles waar ik op kàn reageren. En dat is nogal wat. Op waar alles staat (op de verkeerde plaats). Op wat ze zeggen (de verkeerde dingen) en hoe (de verkeerde toon). Op wat ze willen (verkeerde dingen op het verkeerde moment). Op alles.
Al met al, ik ben een zure, nukkige, oude man. Nu ik erover nadenk, net zoals mijn vader. Die reageerde ook behoorlijk nukkig, zonder dat ik wist wat ik verkeerd deed. Zomaar. Ik vraag me af of mijn vader zich er ook bewust van was dat hij een zure nukkige oude man was. Dat zijn boosheid net zo min iets met mij te maken had, als mijn boosheid met mijn dochter. Ik vraag het me echt af. Maar mijn vader is al jaren dood. Ik kan het hem niet meer vragen.
Ik had het ook aan mijn moeder kunnen vragen. Daar had ik misschien nog iets van kunnen leren. Maar mijn moeder is ook dood.
Te laat.

dinsdag 14 juni 2011

Vasectomie



Morgen ga ik onder het mes. Tenminste, dat is de bedoeling. Morgen ga ik als vruchtbare man het ziekenhuis in en kom ik eruit met doorgeknipte omgeklapte en dichtgeschroeide zaadstrengen, met de intentie om een steriele man te worden.
Als het goed is duurt het een paar maanden, maar daarna kan ik geen kinderen meer krijgen. Dan ben ik genetisch zinloos geworden, van potentieel producent tot puur consument omgetoverd.

Ik heb er natuurlijk over nagedacht. Wil ik nog kinderen? Nee. Weet ik dat zeker? Ja. Kan mijn vrouw zich niet laten steriliseren? Ja. Is dat beter? Nee. Waarom  niet? Omdat zo een ingreep bij een vrouw veel moeilijker is, met meer complicatiekansen
Brave antwoorden op logische vragen. Ik heb me ingelezen in de procedure en ben er klaar voor.
Denk ik.

‘Heeft u nog vragen?’ vroeg de dokter in het voorgesprek. ‘Nee,’ zei ik.
Maar nu vraag ik mij af of mijn ejaculaat anders gaat ruiken of smaken, meer of minder wordt, en wat er met mijn ballen gaat gebeuren. Krimpen die? En bovendien zie ik op tegen elke ingreep in mijn lichaam, zeker een die dagen pijn gaat doen. Ik wordt al zenuwachtig van een injectienaald.

Als je niet op komt dagen bij een geplande operatie wordt er een no-show tarief in rekening gebracht. Twee tientjes schijnt dat te zijn.
Twee tientjes.
Voor twee tientjes koop je het recht een watje te zijn. En een vent te blijven.
Pfui.
Twee tientjes.

Die heb ik nog wel ergens.

dinsdag 7 juni 2011

De ezel en de beer spelen Memory

Helemaal nieuw! de ezel en de beer hebben een eigen memoryspel. Downloaden van: http://www.abyhartog.nl/wordpress/ knippen plakken en spelen.

zaterdag 30 april 2011

sommige dingen veranderen nooit

Ik hou van uitspraken als “vroeger was alles beter”. Het zijn duidelijke uitspraken. Zo begint “vroeger“ bij nu, en omvat ze het hele verleden, en “alles” kent geen uitzonderingen.
“Sommige dingen veranderen nooit” is ook zo mooi. Het onbepaalde van "sommige” gecombineerd met het eindeloze “nooit”. Heerlijk. 
Lang geleden trok ik vaker met de trein door Europa. Meestal in de zomerperiode, met een interrailkaart, als vele andere Europeanen ook met de trein reisden. De treinen waren vol en de airco´s gebrekkig, vooral in zuidelijke en warmere landen. Hoe zuidelijker, hoe warmer, hoe voller, hoe beroerder de airco.
Ook nu reisde ik met de trein. Ik mag al lang geen interrailkaart meer gebruiken, als die nog zouden bestaan, daar ben ik nu veel te oude voor. Ik reisde vanuit het verre wegge  terug naar Nederland. De trein was vol, het was warm. De airco werkte niet goed.
Dat herinnerde ik me nog van vroeger. En er was nog iets dat ik me herinnerde. De geur van de papieren handdoekjes in de trein. Niets ruikt zo oud en stoffig en droog en muf tegelijk als papieren trein-handdoekjes. Na ze gebruikt te hebben, wil je het liefst je handen weer wassen en je handen vervolgens afdrogen aan je doorzweette haren of vakantievieze broek.
Misschien was vroeger alles beter, maar sommige dingen veranderen nooit.

donderdag 14 april 2011

uitgelachen schrijver



Ik lig in bed en lees een essay over een columnist die over alles kon schrijven. Zelfs dode dingen kon hij laten ademen, voelen, dansen. Ik ken de columnist niet. Is het een gemis? Ik weet het niet.

Peinzend sta ik op, ik moet naar de wc. Op de grond ligt een deken. Verfrommeld. Van de vrolijke kleuren die hij overdag heeft zie je niets. Grijs en grauw en zwart wisselen elkaar in plooibare schaduwen af. Ik loop om ons bed, op het nachtkastje naast Ingrid ligt een stapeltje boeken. Shades of Grey, een boek van Jasper Fforde ligt bovenop. De kaft wijkt een beetje omhoog, net als de bladzijde die ze het laatst gelezen heeft. Ik ken die bladzijden, ook de bladzijden die ze nog niet gezien heeft. Ik heb ze allemaal bevingerd en omgeslagen. Het boek was een cadeau van mij aan haar, maar ik was haar voor bij het lezen, zoals ik haar bij zo veel dingen voor ben.
Voorzichtig open ik de slaapkamerdeur. Ik wil Ingrid niet wekken, ook mijn slapende dochter slapend houden, en vooral niet de aandacht van de kat trekken. Als de kat eenmaal doorheeft dat de stille nacht niet stil meer is, begint zijn dag, en daarmee ook de onze, met gepiep en gepur en gemiauw om eten en aandacht. De deur kraakt. De deurkruk knerpt. Gelukkig blijft iedereen verder stil. Pff.
Nu de wc-deur nog. Zouden de dingen leven, dan zou de wc-deurkruk klagen over het gebrek aan hygiëne van zijn bezoekers. Maar wat zou het stukje zeep op het fonteintje te zeggen hebben? Witte zeep met grauwe groefjes. Zijn dat resten mensenvuil of verdroogde en verkleurde stukjes zeepschuim? Waar komen die grauwe groeven vandaan? Wat bepaald hun kleur en vorm? Kan een forensist herkennen wie hier de handen wast? Draagt die zeep het verleden met zich mee?
Ik doe mijn behoefte en wil een stuk wc-papier afscheuren. We hebben een stalen wc-papierhouder, met een opklapbaar klepje dat het papier beschermd - tegen wat? – en ook een scherp randje heeft om het toch al geperforeerde papier langs af te scheuren. Het klepje staat omhoog. Het is alsof de wc-papierhouder me uitlacht.

Ik schrijf dit stukje en herlees het. Natuurlijk lachte de wc-papierhouder me uit.

vrijdag 8 april 2011

Verliefd op Justin Bieber


Het is lente. Mijn vijfjarige dochter komt thuis van school. ‘Milou, Rana en ik zijn verliefd op Justin Bieber,’ zegt ze stralend.
Geweldig. Drie meisjes die verliefd zijn op dezelfde jongen. Ze zien er geen probleem in, ze zijn er trots op. Heel zoet.
Nu weet ik niet heel veel over Justin Bieber, maar wel dat hij een 16-, 17- of 18-jarig zingend tieneridool is.
‘Is Justin Bieber niet een beetje oud voor je?’ vraag ik.
‘Nee,’ zegt ze beledigd.
Ik verdiep me er iets meer in, pak mijn computer en kijk op youtube. Inderdaad. Een 16-, 17- of 18-jarige jongen. Een beetje glad. Mijn type is het niet.
‘Vind je hem echt leuk?’ vraag ik.
‘Ja,’ zegt ze. ‘Ik ben verliefd.’
Oké. Zo gaat dat.
Nu komt mijn post-puber-jarige pleegdochter ook thuis.
‘Ik ben verliefd op Justin Bieber,’ zegt mijn dochter.
Het pleegkind reageert buitengewoon enthousiast. ‘Geweldig!’ roept ze.  ‘Wat leuk! Dat is zo’n leuke jongen! Zullen we samen naar zijn film gaan? Of naar een concert? Leuk!’
Mijn dochter kijkt haar niet-begrijpend aan. Mij begint iets te dagen.
‘Weet je eigenlijk wie Justin Bieber is?’ vraag ik.
‘Nee,’ zegt ze. ‘Maar ik ben wel verliefd op hem.’
‘Wil je weten wie het is?’
‘Nee, niet nodig.’
Ze is verliefd op iemand die ze niet kent. Samen met haar vriendinnen. Ik vind het top. Het is lente.

zondag 3 april 2011

bemodderde jongen


Het is prachtig weer. De zon weerkaatst in de laatste druppels die gisteren het gras besprenkelden.
Aan de rand van het water liggen een jongen en een meisje, haaks op elkaar. Hun woorden verstrengelen zich, hun neuzen verstrengelen zich, hun monden verstrengelen zich. De jongen wiebelt en draait. Hij wil zichtbaar meer verstrengelen. Het meisje wil misschien wel, misschien niet, misschien nu nog niet.
De jongen staat op, verschuift het een en ander, kijkt willend, zet een stap in de goede richting en glijdt uit op de modder, roetsjt het water in.
Het meisje kijkt geschrokken, verrast, daarna lachend. De jongen kijkt bemodderd.
Het meisje beziet haar eigen kleren, brandschoon, smetvrij door een laken onder haar, en neemt een besluit. Vandaag wordt er niet verder gezoend, ze houdt haar kleren liever schoon.

zondag 27 maart 2011

walgelijke woorden

Voor mij hoeft taal niet verhullend te zijn. Nergens voor nodig. En afkortingen hoeven al helemaal niet.
Kanker of K, het vermoord lichaamscellen totdat je zelf in het geheel vermoord bent. Blij wordt je er niet van. Dan maar kanker, dan heeft de ziekte tenminste nog een naam. Iemand vertelde me laatst dat S of N woorden in de nabijheid van jonge kinderen al lang achterhaald zijn. De sexuele voorlichting op school, via tv en computers is goed genoeg om een kind dat kan spellen te laten begrijpen wat met N of S bedoeld wordt. En wat mij betreft hoeft godslaster niet ingekort te worden tot GVD. Ik vind schelden en tieren niet fraai of elegant, maar afgekort ook nog een beetje laf, alsof je hoopt dat een eventueel bestaande god ´t dan niet in de gaten heeft.
Nee, van mij mogen woorden in hun geheel bestaan.
Tot een paar dagen terug.
Op een website voor politieke activisten las ik een oproep aan de Zuid-Afrikaanse president Zuma, om stelling te nemen tegen corrigerende verkrachting. Sorry? Wat? Corrigerende verkrachting. Na wat doorklikken begreep ik waar het over ging. Lesbische vrouwen worden in Zuid-Afrika regelmatig verkracht. En dat heet dan corrigerende verkrachting. Alsof je door deze bestraffing weer op het rechte heterosexuele pad komt. Alsof je, als net verkrachte lesbienne denkt: “jummie, zo gaat dat dus met mannen, dat wil ik vaker, voor mij geen vrouwenliefde meer!”
Corrigerende verkrachting. Werkelijk een woordenpaar om misselijk van te worden. Ik heb behoefte aan iets dat deze gedachte voorkomt, dat de implicatie verhult. Ik denk dat ik het maar CV ga noemen.

http://www.avaaz.org/en/stop_corrective_rape_6/97.php?cl_tta_sign=fab848135b7014aff2c43ce308193ab9

woensdag 23 maart 2011

mooi en lelijk



Jaren geleden kreeg ik een zenuwaandoening aan mijn gezicht. Mijn oog begon te lodderen, mijn mond ging hangen, ik zag eruit als een dronken zeeman. Ik durfde me nauwelijks onder de mensen te begeven. Ik deed het wel, maar het kostte me moeite. Mijn hemel, wat voelde ik mezelf lelijk. Gelukkig was het een tijdelijke aandoening. Na een jaar of zo was het goeddeels over. Als je heel goed kijkt, zie je nog wat restverschijnselen, maar dan moet je me wel heel goed willen bekijken.

Een paar weken terug schoot ik al zappend langs De Wereld Draait Door. Normaal kan ik dan rustig doorzappen maar er was iets opvallends te zien. In het publiek zaten drie mensen met misvormde gezichten naast elkaar. Raar. Toeval? Een flashmobje? Of wat?

Ze zaten er niet voor niets. The beauty and the beast komt op de Nederlandse TV. Het is een TV show uit Engeland, waar een mooi iemand gekoppeld wordt aan een iemand met een misvormd gezicht. Dat zou dan boeiende TV opleveren. Het zou ons beeld van schoonheid en volmaaktheid veranderen, onze acceptatie van mensen met misvormingen vergroten.

Misschien. Die misvormingen waren niet leuk om naar te kijken. Het viel me later op dat er niet gesproken werd in termen van mooi en lelijk, terwijl ik dat wel dacht.  Er werd gesproken over mooi en misvormd. Dat lijkt me, nu ik er wat langer over nadenk, terecht. Bij misvormingen is sprake van de gevolgen van een ziekte, dus meer van gezond of ongezond, dan van mooi of lelijk. Mooi en lelijk zijn begrippen voor gezonde gezichten. Misvormd is een term voor ongezonde gezichten. En geschonden is een term voor beschadigde gezichten.

Het helpt me wel om er op die manier naar te kijken, zo kan ik mijn blik op mijn eigen verleden herdefiniëren. Zo hoef ik mezelf niet meer te zien als iemand die lelijk was. Zo was ik gewoon even “een mooi iemand die ziek was”.  Dat voelt een stuk beter. En daarmee zal ik de pointe van het programma misschien net gemist hebben.

vrijdag 18 maart 2011

zelfportret in de trein


Hoeveel treinreizen herinner ik me niet? Van Amsterdam naar Keulen, mijn eerste treinreis naar Duitsland, met de obligate gedachte dat ik één van de weinige Hartog’s ben die vrijwillig met de trein naar Duitsland ging en hoogstwaarschijnlijk ook levend en wel terug zou komen. Van Amsterdam naar waardanook, met interrail, als jongere met drank en vrolijke kruiden, met boeken en idealen, met plannen en wensen. Terug uit Duistland, verliefd, bang, teleurgesteld. Verdrietig, ontdaan over de plotselinge dood van mijn vader. Dromend, schrijvend, slapend, denkend, ziek. Stinkend naar zweet en vuil in verhitte treinstellen in Zuid-Frankrijk, onappetijtelijk genoeg om andere reizigers uit de coupé te verdrijven, zelfs te onappetijtelijk voor andere stinkerds. Zoenend voor het raam, op weg naar een wintersportgebied. Woelend in een couchette, zeeziek van het geschommel. Lezend. Kwebbelend. Jonglerend, op weg naar of op de terugweg van een jongleerfestival. Meekijkend over de schouders van een medepassagier in een oppervlakkig blad met oninteressante maar aandachtvragende artikelkoppen. Zoekend in de ogen van een reisgenote. Van een bekende reisgenote. Van een onbekende reisgenote die ik zou willen kennen. Spelend met mijn dochter. En schrijvend aan dit zelfportret.

maandag 14 maart 2011

de relatie tussen anna drijver en koeienpoep



In de krant stond een foto van Anna Drijver. Ik heb wel vaker foto’s van haar gezien. Ze schrijft en acteert. Ik heb nog nooit iets van haar gelezen, en haar tot vorige week ook nog nooit zien acteren. “Mooi,” dacht ik.
“Mooi,” kopte de krant.
Dat vond ik dus ook. Mooi. Net zoals ik Katja Schuurman mooi vind. En Diewertje Blok. En al die andere mooie vrouwen. En mooie mannen, zoals Arie Boomsma (die jongen die wat bij de EO en de KRO deed en doet), en Jeroen Pauw en zo.
Maar wat is mooi? Wat heb je eraan? Wat doet het ertoe?
Een vroegere vriendin van me schrijft tegenwoordig in allerlei bladen. Ik had haar heel lang niet meer gezien. Ik stuurde haar een berichtje. ‘Leuk,’ schreef ik.
‘Leuk is niks,’ schreef ze terug.
Maar leuk is heel veel, vind ik. Het is maar wat voor betekenis je aan het woord “leuk” hecht en hoe je het invult.
”Mooi” is niks, of alles, of heel veel. Het is maar wat voor betekenis je eraan hecht en hoe je het invult.
In een boek over kunst dat ik las staat dat kunst vroeger over “schoonheid” ging en nu meer over “schokken” of “ontregelen”.  Ik vind schoonheid wel prettig. Ik kijk graag naar schone dingen. Zo liep ik onlangs door de duinen. Het hoogheemraadschap laat het gebied door een soort koeien begrazen. Die koeien grazen niet allen, ze bemesten ook. Ik liep langs een koeiendrol en bleef er gefascineerd naar kijken. Het was een prachtige bruine koeiendrol met donkere randen en beige highlights, met ronde vormen, ribbels en kronkels en welvingen.
Mooi, dacht ik. Mooi.
En ik moest aan Anna Drijver denken. Ook mooi.

het monster van bloemendaal


Het monster van Bloemendaal bestaat. Kijk maar naar deze klauwafdrukken.

tientallen notitieboekjes


Er bestaat een foto van mij als kind, op de rand van een zandbak. In het borstzakje van mijn hemd zie je een notitieboekje van de verffabrikant Pieter Schoen. Ik hield van dat notitieboekje.
Ik heb het niet meer. Maar nu heb ik nieuwe. Naast mijn bed liggen een paar stapels notitieboekjes. En in een la van mijn bureau liggen er nog een stel. Het zijn er in totaal tientallen. Ze hebben de grootte van een vijfde of een kwart a4-tje. Ze zijn kleurig en vrolijk of zwart en saai. Ze staan volgekrast en volgetekend en volgeschreven met van alles. Prachtige zinnen, onzinnige zinnen, ezels, krokodillen, goede en minder goede gedachten en gedichten, beginnen en einden van boeken en verhalen, hele boeken, liedteksten, telefoonnotities, schrijversdingen.
Mijn notitieboeken zijn een verzamelplaats voor ideeën, voor de keren dat ik geen inspiratie heb een vindplaats van ideeën, soms een ideeënkerkhof, en nu een bron van stukjes voor dit blog.