Het is alweer een tijdje geleden.
Het was laat. Erg laat, en ik sliep. Of bijna. Of ik las een
boek, zoiets. In ieder geval lag ik in bed, toen de bel ging. Ik schrok. Niet
vanwege het slechte geweten dat ik ongetwijfeld had, maar vanwege het
wonderlijke tijdstip, en het vermoeden dat het slecht nieuws zou kunnen
betekenen. De brandweer. De politie. Een buurmens in de problemen. Een ouder
die de weg kwijt was. Zoiets.
Ik schoot iets aan, hobbelde de gang door, en snelde naar de deur.
Een vaag type, met daarachter een fris jong ding in onfrisse
kleren.
Of ik iemand besteld had.
‘Eh? Nee!’
Of ik haar niet besteld had. Hij wees naar het meisje. Ik zag haar niet zo goed, maar ze leek me te
jong. Te mooi. Te luchtig gekleed. Te somber kijkend.
‘Eh? Nee.’
Of ik dat wel heel erg zeker wist.
Hier moest ik toch echt even twijfelen. Ik wist het heel erg zeker, maar dat leek me
niet het belangrijkste deel van zijn vraag. Het ging er meer om of ik handel
met hem wilde doen, onder dreiging van iets waar niet expliciet mee gedreigd
werd.
Ik keek nog eens, en kon me voorstellen dat ik haar, als ik
veel jonger was, misschien wel beter zou willen leren kennen, maar om de dooie dood
niet onder deze omstandigheden, nu, als onderdeel van een zakelijke afspraak.
‘Ja. Ik weet het zeker.’
Dan was er vast en zeker een vergissing in het spel.
‘Vast en zeker.’
De man wenste me een goede nacht, verder. De jongedame keek
me nog even aan.
Het werd een rusteloze nacht, met nare gedachten, vreemde
dromen, en het gevoel dat ik meer had moeten doen. Maar wat? En hoe?