Alle bewoners van het trappenhuis naast ons werden uitgekocht door de oude eigenaar. De nieuwe eigenaar liet de hele boel kaal strippen, en weer soort van prachtig optrekken. Soort van prachtig, ik schrijf het bewust, want de schijn was schoon maar de kwaliteit leek bij later gebruik nogal tegen te vallen. Dat werd echter pas later bekend. Wat direct bekend was, was dat muren werden verwijderd en opgetrokken, keukens gezet, kelders gegraven, appartementen gesplitst. Daarna werd ieder appartement voor de hoofdprijs verkocht. Ik schat zo dat de aankoopprijs een keer of drie over de kop ging.
De nieuwe bewoners waren licht, jong, succesvol en
kapitaalkrachtig (en anders waren hun ouders dat wel). Naast ons kwamen Roos en
Sebas te wonen. Type ideale schoondochter, ideale schoonzoon. Mooi, strak,
professioneel, ambitieus.
Ze zaten voor hun nieuwe huis op de fatboy-kussens op de toch wat krappe stoep.
Ik zag ze zitten, groette en zei: ‘heb je net goudgeld
betaald voor zo’n mooi huis, en dan moet je nog op de stoep zitten.’
Zelden zag ik zonnige humeuren zo snel bewolken. Het is
nooit meer goed gekomen tussen ons. Het huis had hen blijkbaar zoveel gekost,
dat ze zich geen lachje meer konden veroorloven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten