Een binnentuin is een galmbak. Als de bovenburen een scheet laten op het balkon, horen ze dat aan de overkant. En omgekeerd, als er aan de overkant een vaasje breekt, denken we aan deze kant aan huiselijk geweld. Het is niet anders, het geeft misschien zelfs wel sjeu. In de zomer delen we elkaars, meestal wat vrolijker muziekkeuze, in de winters elkaars nachtelijke geluiden om de kou te verdrijven.
Het gaat wel eens mis, het loopt wel eens uit de hand. Dan is de voorkeur van de buurvrouw voor muziek uit haar moederland moeilijk te rijmen met de door Callas gezongen aria’s van Puccini, dan tergt een trommelaar een buurman tot het werpen van scherpe spullen, om daarmee zijn eigen trommelvlies te beschermen en dat van de trommel te doorboren, dan lijkt een nachtelijk privé-evenement toch vooral op de steeds hervatte geluidsopnames voor een 18+film, en wordt er iemand zodanig verstoord dat de galmende dreigementen voor iedere buurtbewoner en niet alleen voor een wandader bedoeld lijken.
Soms vraag ik me af of ik wel in een stad woon, en niet ergens in een dorp of woestenij in een ander werelddeel. Een overbuurman of overbuurvrouw hield een tijdje kakelende kippen en kukelende hanen, iemand poogde geiten in te zetten om het gras kort en de buurt wakker te houden, en uiteraard werden er barretjes getimmerd, fietsen gesloopt en beelden gehakt.
Klein grut, allemaal, en gezeur van een zure oude vent. Al die vrolijk zingende kinderen, al die wolven die nagedaan worden, al die tarzan-kreten, al die blij-fluitende vogels in de vroege ochtend, ze verzachten het versteende hart.
Maar toch, groot spul is er ook, zo ook het grootste van het grootste. Om de een of andere reden sliep ik niet, het was een uur of twaalf, één, en er was iets feestelijks aan de gang op een van de hoger gelegen verdiepingen aan de parallelstraat. Muziek. Feestgedruis. En een luidkeelse schreeuw, die net iets langer aanhield dan gebruikelijk, gevolgd door een korte stilte en daarna de langst mogelijke droeve uithaal die je je voor kunt stellen.
Ik zat rechtop in bed, en hoorde de bovenburen en zijburen rechtop in bed komen en net als ik, de tuindeuren opendoen en de tuin inlopen, speurend naar de bron van de angstaanjagendste der angstaanjagende kreten, de kreet van een moeder, een ouder, om een kind.
Overal gingen lampen aan, deuren open, maar de kijkers werden nauwelijks wijzer en de werkelijkheid veranderde er niet mee. Die werkelijkheid ging de volgende dag als een lopend vuurtje door de buurt, een dochter verliet het keukenraam, verliet het leven, onder het geschokte oog van een moeder.
We wisten het natuurlijk wel, dachten wel dat het zoiets zou kunnen zijn, maar hoopten op iets anders, of iets met een andere afloop.
Het is me nooit duidelijk geworden of er opzet, drank, drugs, kwade schuld of iets anders aan de hand was. Dat veranderde er ook weinig aan, bovendien kende ik de betrokkenen niet, en had ik niets met die wetenschap kunnen doen.
Maar mij hoor je niet klagen over de nadelen van een woning op de begane grond.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten