Een paar portieken verderop schreeuwde de buurvrouw naar haar zoon. Petterik! Petterik!
Waar zou dat joch uithangen?
Zeker niet in de binnentuin, daar kon hij vanuit hun huis op de derde verdieping niet komen. Ook niet op het dak. Maar waar dan wel?
Bij nader onderzoek bleek dat Petterik helemaal niet ver weg was, maar gewoon in huis, misschien wel op het balkon, en dat zijn moeder vond dat het luidkeels toeroepen de enige manier was om zijn aandacht te trekken.
Ze deed het vaker zo. Eén of twee keer per dag, meerdere dagen in de week, en net zoveel weken per jaar als er weken in een jaar zitten.
Petterik werd toegeschreeuwd, en als zijn moeder zijn aandacht had, schreeuwde ze verder over dingen die hij moest doen of fout deed of wat dan ook.
Misschien had Petterik het nodig, misschien deed hij ook veel fout, maar ik geloof niet dat Petterik het slechte karakter of de kwade wil of de boze opzet had die zijn moeder hem toedichtte. Petterik, laat ik hem verder gewoon Patrick noemen, was wat we vroeger “een zielig geval” noemden. Geen syndroom van Down, maar iets anders waardoor hij achterliep, waardoor hij anders was. Iedere doordeweekse dag werd hij met een busje opgehaald om naar één of andere opvang- en opleidingsvorm gebracht te worden. Aan het eind van de dag kwam hij weer terug, om door zijn moeder gecommandeerd te worden.
Af en toe leek zijn wat oudere broer (Henderik, of zo) ook een bron van ergernis te zijn. En soms leek er een vader aan het spel mee te doen. Diens rol was onduidelijk, behalve op de momenten dat de vader en de moeder ruzieden, en de buurt mee mocht genieten van gebrom, geschreeuw, gehuil, afgewisseld met "Petterik!" als het joch zich er blijkbaar mee bemoeide.
Ik heb wel eens zo’n telefoondienst gebeld, zo’n club die zich bezig hield met kindermishandeling, als ik het idee kreeg dat Patrick niet alleen verwijten en scheldwoorden, maar ook hardere zaken naar zijn hoofd geslingerd kreeg. Ik weet zeker dat anderen ook belden.
Zijn onderbuurvrouw, de oude lieve mevrouw De Wit, bekommerde zich wel eens om het joch. Dan haalde ze hem in huis om hem in alle rust limo en koekjes te voeren, en om hem uit de klauwen van zijn familie te houden.
Het ging van kwaad tot erger. Het geschreeuw nam toe, zo ook de zorgen. Ik belde weer eens met de kinderbescherming.
Plotseling was het afgelopen. Het was stil. Dagen achter elkaar hoorden we niets.
Na een week of wat vroeg ik mevrouw De Wit wat er met Patrick gebeurd was. Veel kon ze er niet over vertellen, behalve dan dat ze allemaal verdwenen waren. ’s Morgens ging Patrick met z’n busje naar school, en ’s middags vertrok de rest van het gezin met een halfvolle vrachtwagen.
En dat was het.
Patrick weg, familie weg, en wij bleven met een raadsel achter. Ik geloof niet dat iemand de moeite heeft genomen precies uit te zoeken wat er nu voorgevallen was, waar ze nu naar toe waren, hoe ze terecht waren gekomen, wat er met Petterik gebeurd was. Wat zouden we ook aan die kennis gehad hebben?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten