donderdag 26 november 2020

Buurtverhalen (3): Eigendom adelt (of niet)

Achter mijn huis heb ik een tuin, en daarachter ligt nog een tuin, de gemeenschappelijke binnentuin. Je wordt geacht er niet te komen, maar er op een afstand van te genieten. Het is een kijktuin, waar de buren die op hoger-gelegen etages wonen inderdaad naar kunnen kijken, en wij laagwoners in ieder geval de zuurstof van kunnen opsnuiven.

Hoewel niemand er mag komen, komen er wel degelijk mensen. Tuinmensen, woningbouwmensen, theatermakers die één keer per jaar een in de regel slechte voorstelling geven, buurtbewoners die op open-tuinen-dagen bij andere buurtbewoners komen gluren, buurkinderen die zich niet door wat schamele hekwerkjes laten tegenhouden, honden- en kattenbezitters die hun huisdieren achtervolgen of zoeken, een enkele vrijbuiter die het met de regels niet al te nauw neemt, en nog zo wat volk. Maar over het algemeen is het er rustig, gezapig, soms zelfs lieflijk met al die bloemen en struiken en grasjes.

De binnentuin wordt, in opdracht van de gemeente, beheerd door de woningbouwvereniging die ook de eigenaar is van de meeste, maar zeker niet alle woningen in het blok. Ik heb geen last van de dubbelrol van verhuurder en tuinbeheerder. Hoe meer alles in één hand is, hoe beter, hoopdenk ik. Maar er zijn mensen met andere belangen.
Zo vonden de kopers van een huis twee portieken verderop hun -toch al vrij- grote tuin te klein. Ze hadden hun cowboyfilms goed bekeken. Met wat paaltjes en planken en prikkeldraad vergrootten ze hún, en verkleinden ze de gemeenschappelijke tuin met een paar meter.

Het nadeel van zo’n club als een gemeentelijke woningcorporatie, is dat het bij zo’n grote organisatie niet meteen opvalt dat er een paar meter verdwijnen, aan een boom zo vol geladen mist met één twee meter niet.

Een jaartje later vonden de tuinverruimers dat hun eigen perkje nog niet groot genoeg was, hun stulpje te beperkt. De kostwinner des huizes voerde zijn zakelijke telefoongesprekken luidkeels in zijn nieuwe kantoor, de open ruimte in het midden van de kijktuin. Voorzichtig commentaar, of advies dat hij zijn zakelijke gesprekken beter in een wat intiemere omgeving kon voeren gleden langs hem af. Hij deed er zelfs een schep bovenop, door een partijtje voor zijn kind met een enorm opblaaskasteel te vieren, uiteraard in de binnentuin, uiteraard alleen voor de eigen kinderen, uiteraard niet voor die van andere aanwonenden. 

En toen was het tijd voor ze om te vertrekken. Het luchtkasteel had hebberig gemaakt, ze zochten een groter huis elders.
Maar die paar gestolen meters hebben ze wel aan de volgende koper overgedragen. Met de meeropbrengst van die illegale meters hebben ze het luchtkasteel ruim gefinancierd.

Eigendom adelt niet altijd. Zeker niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten