woensdag 29 augustus 2012

Vieze prutjes


Ik kook meestal. Waarmee ik wil zeggen dat we zelden uit eten gaan of eten halen, meestal warm eten eten, en dat ik meestal degene ben die het eten bereid. Ik heb meer tijd om te koken dan mijn vrouw, en beleef er ook meer plezier aan. Ik kan het ook beter, vind ik.
Vroeger las ik voor mijn plezier kookboeken om ideeën op te doen en om bij in slaap te vallen. En ik probeerde de recepten uit. Nu teer ik vooral op wat ik toen heb gelezen en geprobeerd, en varieer ik wat. Maar er liggen nog steeds kookboeken naast mijn bed.
Ik heb ook een zekere gevoeligheid over de uitkomsten. Als niet minstens twee keer wordt gezegd dat het eten lekker is, ben ik ontevreden. Of over het eten, of over de mede-eters die niet enthousiast of beleefd genoeg zijn. En voor de bewoordingen van het gerecht ben ik ook gevoelig. Als mijn vrouw het heeft over “een prutje” als ze een groentesaus bedoelt, staat afgrijzen op mijn gezicht te lezen. Een prutje is voor mij zoiets als vuiligheid uit een doucheputje. Gatverjakkes.

Soms gaat het koken mis. Vandaag moest er geïmproviseerd worden op een campinggasstel, met gehakt van een oude koe, onduidelijke ravioli en wat groenten. Ik kookte buiten. De wind verwaaide het vuur, de pan werd niet heet en het resultaat was ernaar. Het werd ravioli met een prutje.
Ik vond het smakeloos, mijn dochter vond het smerig en mijn vrouw zei tot twee keer toe dat ze het “lekker” vond. Of ze houdt echt van prutjes (dat is erg), of ze was beleefd. Ik neem aan dat ze beleefd was, en dat is ook wat waard. Het compenseert de onoprechtheid.

donderdag 2 augustus 2012

Twee dikke vrouwtjes



Op de camping waren ook twee dikke vrouwen. Ze hoorden bij elkaar. Ze waren écht dik, ik schat dat ze zo’n honderdvijftig kilo per stuk wegen. 
Ik zag ze jeu de boules spelen. Waar de ene nog lenig genoeg was om haar eigen ballen op te pakken, gebruikte de ander een soort magneetstok waarmee ze, zonder te bukken, de ballen op kon pakken. Haar omvang moest onderhouden worden, dat kan je niet zomaar gaan ondermijnen met echte fysieke inspanning zoals bukken.
Ik heb een paar keer onbeschaamd naar ze gekeken. Hoe ze zaten in extra stevige stoelen, hoe ze grote hoeveelheden eten aten, hoe ze zich bewogen. En ik begon een gedicht te schrijven over twee dikke vrouwtjes.   
    Twee dikke vrouwtjes
    Ze lopen over het strand
    Ze vinden elkaar aardig 
    Ze lopen hand in hand
Het gedicht stelde niet veel voor, legde veel minder gewicht in de schaal dan de dames en ik ben er dan ook niet mee verder gegaan.
Ik heb me van alles bij de dames voorgesteld. Hoe ze soms boodschappen zouden doen in de winkel, hoe vol hun winkelwagentje zou zijn, hoe ze zich zouden bewegen in een paskamer, maar ook hoeveel moeite ze zich zouden moeten getroosten om bij een uitspatting van seksualiteit elkaars geslacht te bewerken. 

De dames sliepen in een wat langgerekte koepeltent, een tunneltent. In een klassieke tent met een puntdak zouden ze te weinig ruimte hebben gehad. De tent had als typeaanduiding de naam “tunnel vision”. Ik denk dat die naam niet alleen op de tent sloeg, maar ook op mijn gedachten over de twee dikke vrouwtjes.